Skip to main content

Henk Schotanus

Jaarlijks prikt het bestuur diverse data waarop de 356-evenementen gehouden worden. Dat dit niet altijd eenvoudig is, blijkt meestal zodra je begint met organiseren: ineens zijn restaurants gesloten, hotels volgeboekt en sprekers bezet. Om nog maar te zwijgen van moeder- en vaderdagen, Formule 1 en/of voetbal op tv en de verjaardag van tante Truus en ome Kees.

Het is daarom verfrissend als iemand spontaan het verzoek uit, of we weer eens iets in zijn bedrijf willen organiseren. De persoon in kwestie is Piet Schalken, bij wie we in het verleden al geregeld met de Swapmeeting te gast waren. De Swap voor 2008 was echter al - naar voller tevredenheid - besproken bij José en Erik-Jan Laurens, dus moesten we voor de familie Schalken iets anders inlassen. Hiermee was het idee meteen geboren: een lasdag!

Veel 356-leden zijn geïnteresseerd in techniek, zo blijkt wel uit de massale opkomst tijdens de technische dagen. Naar verwachting heeft bijna iedereen ooit wel eens een haakse slijper (flex) gehanteerd en wellicht ook wel eens een keer een lasje getrokken. Is dit niet het geval, dan is dit je kans: op 6 april a.s. wordt in Waalwijk aan de Industrieweg 9 een echte ‘doe-dag’ georganiseerd. Met een beetje geluk is de uitnodiging al verstuurd, zo niet, dan volgt deze een dezer dagen. De dresscode is simpel: bij voorkeur (oude) werkkleding en handschoenen waar een gaatje in gebrand mag worden. Alvast een kort overzicht van de belangrijkste lasmethodes:

Autogeen lassen
Autogeen lassen dateert al van voor 1900 en is hiermee verreweg de oudste vorm van lassen. De bedoeling is om twee stukken metaal aan elkaar te smelten. Met een vlam worden de beide stukken op het lasvlak verhit. Een mengsel van zuurstof en acetyleengas zorgt voor voldoende warmte. Om te voorkomen dat de vlam alleen als een soort snijbrander werkt, is vulmateriaal nodig. Dit dient in de las te vloeien; daarvoor gebruikt men flux in vloeibare of vaste vorm. Deze substantie beschermt de kern van het vulstaafje bij het smelten tegen atmosferische invloeden van buitenaf.

Autogeen lassen is niet eenvoudig: de vlam moet exact de juiste temperatuur hebben, hetgeen bereikt wordt door de verhouding gas-zuurstof goed te regelen. Voorts dient men, om het smeltproces te beheersen, toch over enige lastechniek te beschikken. Voor dun plaatwerk is autogeen lassen, vooral vanwege de hogere temperatuur, dan ook minder geschikt. Een alternatief is solderen (bijvoorbeeld met koper), maar dat is dan weer minder sterk.

Elektrisch lassen
Aan het begin van de twintigste eeuw is het elektrisch lassen uitgevonden: tussen het metaal en de smeltende elektrode wordt door middel van elektrische spanning een vlamboog opgewekt. De elektrode is een staafje, voorzien van een fluxcoating, dat verbrandt tijdens het lasprocédé. Het gas dat hierbij ontstaat, schermt de las af van de buitenlucht, waardoor deze beter hecht. De kern van de elektrode (circa 30 centimeter lang en in verschillende diktes verkrijgbaar) wordt haaks in een handvat geplaatst en vormt zelf het benodigde vulmiddel.

De kunst van elektrisch lassen is om de punt van de elektrode precies op de juiste afstand van de te lassen delen te houden. Te veraf levert geen vlamboog op en te dichtbij brandt de elektrode vast aan het metaal (in feite een vorm van kortsluiting). Het is dan zaak om de elektrode met een snelle polsbeweging los te wrikken. Lukt dit niet, loop dan maar alvast naar de stoppenkast.
Wat bij elektrisch lassen ook geoefend moet worden is het, vergelijkbaar met een lucifer, ‘aanstrijken’ van de elektrode. Het brandproces werkt, zolang vanuit de punt van de elektrode de elektrisch gevoede vlamboog naar het te lassen metaal overspringt.


Nadelen
Ook elektrisch lassen heeft zijn nadelen: het verbrandingsproces kan vervuiling in de las opleveren. Dit zijn de zogenoemde slakken, die met een hamer weggekapt moeten worden. Een goede lasser laat in de rups (het gesmolten vulmiddel) het metaal samensmelten; een onhandige legt een slak in de lasnaad, waardoor het metaal niet of onvoldoende gehecht is.
Bij lasprocédés waar geen fouten gepermitteerd mogen worden, bijvoorbeeld bij opslagtanks of leidingwerk voor brandbare vloeistoffen/gassen, controleert men de lasnaden dan ook met behulp van röntgenfoto’s op mogelijke breuken en/of verontreinigingen.
Het elektrisch lassen vormde gedurende tientallen jaren de standaard. Bruikbare lasapparaten waren voor enkele tientjes te koop, maar ook voor elektrisch lassen geldt: het is minder geschikt voor het lassen van dun plaatwerk.
Autofabrikanten hanteren echter wel veelvuldig elektrische puntlasapparatuur: door het metaal tussen twee elektrodepunten te klemmen, wordt het metaal door middel van een stroomstoot versmolten. Voor huis-, tuin- en (in mindere mate) keukengebruik zijn ook opzetbare puntlastangen in de handel.

TIG en MIG
Aan het einde van de vorige eeuw kwamen enkele nieuwe technieken op de markt: het TIG- en MIG-lassen. De afkorting TIG staat voor Tungsten Inert Gas, waarbij Tungsten het Engelse woord is voor ‘wolfraam’, dat met ruim 3.400 graden Celsius het hoogste smeltpunt heeft van alle metalen. Bij het samenvoegen van het metaal smelt de wolfraam-elektrode zelf dus niet, zodat ook hier een vulmiddel nodig is. Waar men bij elektrisch lassen nog een hand vrij heeft om een beschermende laskap vast te houden, is dit bij TIG-lassen niet het geval. In de ene hand houdt men immers de elektrode-toorts en in de andere hand de vulstaaf. Dan komt een lashelm van pas, die men met een knikbeweging kan sluiten.
Ook bij het TIG-lassen dient de las beschermd te worden tegen de invloed van de buitenlucht. Dit gebeurt door toevoeging van het zogeheten ‘inert gas’, dat zich niet vermengt tijdens het verhittingsproces. Geschikte gassen zijn Argon en in vroeger tijden Helium.
TIG-lasapparatuur is doorgaans een stuk duurder dan elektrische lastrafo’s. Ook het speciale beschermgas is prijzig. Hierdoor komt het TIG-lassen minder voor bij de hobby-lasser.



De letters MIG (ook wel GMAW of MIG/MAG genoemd) staan voor Metal Inert Gas. Ook hier zien we weer de elektrisch opgewekte vlamboog, maar dit maal met een wel smeltende elektrode in de vorm van een circa 0,6-0,8 mm dikke elektrodedraad op een meedraaiende katrol, die met een druk op de knop van de lastoorts verschijnt. Deze knop bedient ook de toevoer van het beschermende gas. De snelheid van de draad en de hoeveelheid gas kan nauwkeurig ingesteld worden. MIG-lassen is relatief eenvoudig; een kind kan de was doen!
Het inerte gas bestaat voor 80% uit CO2 en voor 20% uit Argon en is daarmee een stuk goedkoper in aanschaf. Bovendien is het lassen met CO2 ook zeer geschikt voor dun plaatwerk.
Nieuwe MIG-apparaten zijn tegenwoordig al verkrijgbaar vanaf € 600-€ 700, tweedehands zijn ze uiteraard nog goedkoper. Let wel op wat je koopt. Er zijn goedkope gasloze apparaten (het beschermmiddel zit dan op de lasdraad) maar deze zijn niet aan te raden. Koop liever een toestel (op 220 of 380 V) met een aparte gasfles. De flesdruk bedraagt plusminus 100 bar en de gasfles moet eens per tien jaar gekeurd worden, anders krijg je problemen met het navullen of omruilen.

Bak ze!